Anatomie van de wervelkolom
Een wervelkolom heeft 24 wervels, een heilig been en een staartbeen.
Er worden drie soorten wervels onderscheiden:
De zeven halswervels, ook cervicale wervels genoemd;
De twaalf borstwervels, of thoracale wervels
De vijf lendenwervels, of lumbale wervels
De wervels worden met elkaar verbonden door facetgewrichten aan de achterkant van de wervelkolom. Die gewrichtjes zorgen ervoor dat de wervels ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. De wervels worden door bindweefsel gestabiliseerd en, nog belangrijker, ze worden van elkaar gescheiden door tussenwervelschijven (disci), die als schokbrekers fungeren.
Onder de wervelkolom zit het heilig been (os sacrum) en daaronder het
staart beentje (os coccygis) .
De verbinding tussen de wervelkolom en het bekken is het
sacro-iliacale gewricht, beter bekend als SI-gewricht
Banden en spieren
De wervels zijn niet zomaar los op elkaar gestapeld, maar worden verbonden door banden en spieren. Er zijn korte banden, die één wervel met de volgende wervel verbinden, en lange banden, die langs de hele wervelkolom lopen. De verschillende spieren zijn zowel verticaal, als horizontaal en diagonaal met de wervelkolom verbonden. Ze geven niet alleen stabiliteit, maar zijn ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van de bewegingen van de wervelkolom.
Het ruggenmerg loopt door een kanaal in de achterkant van de wervels, van de hersenstam tot de lendenwervels. Vanuit het ruggenmerg vertakken zich zenuwen die signalen naar het hele lichaam doorsturen, als dragers van commando’s voor beweging en andere lichaamsfuncties.
Rugklachten zijn de meest voorkomende klachten aan het bewegingsapparaat. Geschat wordt dat ongeveer 80% van de bevolking, gedurende het leven te maken krijgt met lage rugklachten. Ook bij fietser komen deze veel voor. De symptomen zijn veelal een zeurende pijn die tijdens en/of na het fietsen optreedt. Bij zwaardere belasting, bijvoorbeeld zware versnellingen, sterke tegenwind of bergop rijden, kunnen de klachten verergeren.
Oorzaken
De oorzaak van rugklachten kan gelegen zijn in een aantal factoren:
1. Niet goed ingestelde zitpositie
2. Bekkenscheefstand
3. Slechte Core Stability
4. Reeds bestaande klachten

ad 1. Niet goed ingestelde zitpositie (zie ook: ‘Fietspositie’)
Een oorzaak van lage rugklachten en ook nekklachten, is vaak gelegen in een slecht afgestelde fietspositie. Een fietspositie moet aangepast worden op het lichaam. Veelal wordt de fout gemaakt dit op de gok te doen, of het cosmetische van de fiets voorrang te geven. Dit is uiteraard niet verstandig. Een lange en diepe zit, zoals een prof, is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd. Bij het instellen van de juiste positie moet je bijvoorbeeld rekening houden met de lengte van de hamstrings, de mobiliteit van het bekken, lage rug en nek.
Pijn in de lage rug wordt vaak bij fietsers veroorzaakt door rek op de banden (ligamenten) voortkomend uit een zitpositie met een te bolle houding. In plaats van een kortere stuurpen te gebruiken (wat vaak gebeurt) ligt de oplossing vaker in het monteren van een iets langere stuurpen waardoor de lage rug iets meer afvlakt. De consequentie hiervan is echter wel dat er meer ‘knik’ in de cervicale wervelkolom (nek) ontstaat. Je moet bij deze verandering dus geen nekklachten hebben. Ook de zadelhoogte kan een bepalende factor zijn waardoor rugklachten ontstaan; als de zadelpunt te hoog staat, kantelt het bekken achterover waardoor een te bolle rug ontstaat met als gevolg meer rek op de banden. Een te groot hoogteverschil of een te kleine afstand tussen zadel en stuur kan eveneens rugklachten veroorzaken.
ad 2. Bekkenscheefstand
Een bekkenscheefstand leidt tot een asymmetrische zit op het zadel. Een bekkenscheefstand leidt ook tot een scoliose (zijdelingse kromming) van de lage rug. Bekkenscheefstanden kunnen een aantal oorzaken hebben. Op de eerste plaats kan een van de bekkenbewegingen beperkt zijn. Een bekken is namelijk geen star botstuk, maar kan heiligbeen en beide bekkenhelften onafhankelijk van elkaar laten bewegen. Indien een van de bewegingen beperkt is, kan er een asymmetrie ontstaan. Op de tweede plaats kan er sprake zijn van een beenlengteverschil. Dit kan een daadwerkelijk verschil in lengte van de botstukken zijn, maar ook te wijten zijn aan een verschil in stand van de betrokken gewrichten, spanningverschillen tussen spieren en/of fasci. Beenlengteverschillen zijn geen zeldzaamheid. Op de fiets kan echter een beenlengteverschil, zo klein als 2mm, reeds tot klachten leiden. De oplossing kan gezocht worden in het eventueel plaatsen van een inlegzooltje of spacer. Bij fietsers geldt wel dat bij een goed en vlak zadel het bekken recht op het zadel wordt gezet waardoor veelal het beenlengteverschil wordt opgeheven als dat, zoals in de meeste gevallen, het gevolg is van een scoliose. Spacers versterken in dat geval een beenlengteverschil. Goed onderzoek is dus van essentieel belang bij het vaststellen van een beenlengteverschil.
ad 3. Core Stability
In het dagelijkse leven en met name tijdens sporten, wordt hoge eisen gesteld aan de zo genaamde “Core Stability”. Ook voor fietsers is de Core Stability zeer belangrijk. De Core Stability zorgt er voor dat het bekken en de lumbale wervelkolom voldoende gestabiliseerd kunnen worden, om de krachten tijdens de duw- en trekfase van de fietsbeweging, te kunnen weerstaan. Vereenvoudigd is de Core Stability een samenwerkingsverband tussen de buikspieren, rugspieren, het middenrif en de bekkenbodemspieren. Zoals ook in het dagelijkse leven en andere sporten kan een gebrekkige Core Stability, ook tijdens fietsenleiden tot rug-, bekken- en/of knieklachten. Een vermoeide rug bij lang bergop rijden of bij het rijden van zware versnellingen, kan een teken zijn van een slechte Core Stability. Het is dan ook aan te bevelen om zowel rug- als buikspier training op te nemen in het trainingsschema en dan met name het trainen van de kleine, diep gelegen musculatuur (oa musculus transversus abdominus en musculus multifidus) en niet alleen de grote oppervlakkige spieren.
ad 4. Reeds bestaande klachten
Niet alle problemen komen voort uit de zitpositie. Zo kan in de loop der jaren slijtage in de lage rug zijn ontstaan, of is er sprake van een hernia. Ook spelen werk- en privé-belasting een rol. De oorzaak ligt dan niet binnen het fietsen, maar de klachten kunnen wel worden geprovoceerd door het fietsen. Hiermee kun je wel rekening houden binnen de afstelling van de positie. De positie kan zo ingesteld worden dat deze de klachten het minst provoceert.

Mocht er, ondanks alle genomen maatregelen, nog steeds tijdens het fietsen lage rugpijn optreden probeer dan ook vaak te wisselen van houding door de positie van de handen op het stuur regelmatig te wisselen. Bij bergop is het raadzaam om met een lichte versnelling te fietsen en ook regelmatig van houding te veranderen door afwisselend staand en zittend te fietsen.